Zijn Qadianiyyah (Ahmadiyya) kuffar (ongelovigen)?

Vraag

Als iemand geen qadiani is, maar weet dat hij in een valse profeet gelooft en qadianis accepteert als een madhab in de Islam, zijn ze dan uit de Islam? Ik geloof dat zij buiten de Islam staan, en ik handel naar die overtuiging in mijn gedrag tegenover zulke mensen.

Samengevat antwoord

Ja de Qadianiyyah (Ahmadiyya) zijn Kuffar (ongelovigen). Zo geloven ze o.a. dat er een profeet na de profeet Mohammed (vrede zij met hem) is gekomen. Dat is tegenstrijdig is met: “Mohammed is niet de vader van één van jullie, maar hij is de Boodschapper van Allah, en de laatste van de Profeten.” [33:40]. Zie het artikel voor meer bewijzen van ongeloof.

Antwoord

Geprezen zij Allah.

Definitie

Qadianiyyah is een beweging die in 1900 CE begon als een complot van de Britse kolonialisten in het Indiase subcontinent, met als doel de moslims af te leiden van hun religie en van de verplichting tot jihaad in het bijzonder, zodat zij zich niet zouden verzetten tegen het kolonialisme in naam van de islam. De spreekbuis van deze beweging is het tijdschrift Majallat Al-Adyaan (Magazine of Religions) dat in het Engels werd uitgegeven.

Stichting en prominente persoonlijkheden:

  1. Mirza Ghulam Ahmad al-Qadiani (1839-1908 CE) was het belangrijkste instrument waarmee Qadianiyyah werd gesticht. Hij werd geboren in het dorp Qadian, in de Punjab, in India, in 1839 CE. Hij kwam uit een familie die erom bekend stond haar religie en land te hebben verraden, Ghulam Ahmad groeide in alle opzichten loyaal en gehoorzaam aan de kolonialisten op. Hij werd gekozen voor de rol van zogenaamde profeet, zodat de moslims zich rond hem zouden verzamelen en hij hen zou afleiden van het voeren van jihaad tegen de Engelse kolonialisten. De Britse regering verleende hen veel gunsten, dus waren ze loyaal aan de Britten. Ghulam Ahmad stond onder zijn volgelingen bekend als instabiel, met veel gezondheidsproblemen en afhankelijk van drugs.
  2. Onder degenen die hem en zijn kwaadaardige da’wah confronteerden was Shaykh Abu’l-Wafa’ Thana’ al-Amritsari, de leider van Jama’iyyat Ahl al-Hadeeth fi ‘Umoom al-Hind (De All-India Society of Ahl al-Hadeeth). De Shaykh debatteerde met hem en weerlegde zijn argumenten, waarbij hij zijn motieven, kufr en de afwijking van zijn weg onthulde. Toen Ghulam Ahmad niet tot bezinning kwam, daagde Shaykh Abu’l-Wafa’ hem uit om samen te komen en de vloek van Allaah aan te roepen, zodanig dat degene die loog zou sterven tijdens het leven van degene die de waarheid sprak. Er gingen slechts enkele dagen voorbij voordat Mirza Ghulam Ahmad al-Qadiani stierf, in 1908 CE, en meer dan vijftig boeken, pamfletten en artikelen achterliet, waaronder de belangrijkste: Izaalat al-Awhaam (Het ontkrachten van illusies), I’jaaz Ahmadi (Ahmadi wonderen), Baraaheen Ahmadiyyah (Ahmadi bewijzen), Anwaar al-Islam (Lichten van de Islam), I’jaaz al-Maseeh (Wonderen van de Messias), al-Tableegh (Het overbrengen (van de boodschap))en Tajalliyyaat Ilaahiyyah (Goddelijke manifestaties).
  3. Noor al-Deen (Nuruddin): de eerste Khaleefah van de Qadianis. De Britten zetten de kroon van Khilaafah op zijn hoofd, zodat de discipelen (van Ghulam Ahmad) hem volgden. Onder zijn boeken is: Fasl al-Khitaab (Definitieve verklaring).
  4. Muhammad Ali en Khojah Kamaal al-Deen: de twee leiders van de Lahore Qadianis. Zij zijn degenen die de definitieve vorm gaven aan de beweging. Eerstgenoemde maakte een incorrecte vertaling in het Engels van de Koran. Zijn andere werken omvatten: Haqeeqat al-Ikhtilaaf (De realiteit van de verschillen), al-Nubuwwah fi’l-Islam (Profeetschap in de Islam) en al-Deen al-Islami (De Islamitische religie). Wat Khojah Kamaal al-Deen betreft, hij schreef een boek genaamd al-Mathal al-A’laa fi’l-Anbiya’ (Het hoogste voorbeeld van de Profeten), en andere boeken. Deze groep Ahmadi’s uit Lahore beschouwen Ghulam Ahmad alleen als een Mujaddid (vernieuwer of heropleveraar van de Islam), maar beide groepen worden als één beweging gezien, omdat vreemde ideeën die in de ene niet voorkomen, zeker in de andere wel voorkomen.
  5. Muhammad Ali: de leider van de Lahore Qadianis. Hij was een van degenen die de uiteindelijke vorm gaven aan Qadianiyyah, een koloniale spion en de verantwoordelijke voor het tijdschrift dat de stem van de Qadianiyyah was. Hij maakte ook een vervormde vertaling in het Engels van de Koran. Tot zijn werken behoren Haqeeqat al-Ikhtilaaf (De realiteit van de verschillen), en al-Nubuwwah fi’l-Islam (Profeetschap in de Islam), zoals hierboven vermeld.
  6. Muhammad Saadiq, de moefti van de Qadianiyyah. Zijn werken omvatten: Khatim al-Nabiyyeen Het zegel van de Profeten).
  7. Basheer Ahmad ibn Ghulam. Zijn werken omvatten: Seerat al-Mahdi (het leven van de Mahdi) en Kalimat al-Fasl (Beslissend woord).
  8. Mahmood Ahmad ibn Ghulam, zijn tweede Khaleefah. Onder zijn werken zijn: Anwaar al-Khilaafah (Lichten van het kalifaat), Tuhfat al-Mulook en Haqeeqat al-Nubuwwah (De realiteit van het profeetschap).
  9. De benoeming van de Qadiani Zafar-Allaah Khan tot de eerste minister van Buitenlandse Zaken van Pakistan had een groot effect op de ondersteuning van deze afwijkende sekte, want hij gaf hen een groot gebied in de provincie Punjab als hun wereld hoofdkwartier, dat zij Rabwah (hoge grond) noemden zoals in de aayah (interpretatie van de betekenis): “… En Wij gaven hun een toevluchtsoord op hoge grond (rabwah), een plaats van rust, veiligheid en stromende beken.” [al-Mu’minoon 23:50].

Hun foute ideeën en verkeerde overtuigingen

  1. Ghulam Ahmad begon zijn activiteiten als een islamitische daa’iyah (oproeper tot de islam) zodat hij volgelingen om zich heen kon verzamelen, daarna beweerde hij een door Allaah geïnspireerde mujaddid te zijn. Toen nam hij een verdere stap en beweerde de Verwachte Mahdi en de Beloofde Messias te zijn. Vervolgens beweerde hij een Profeet te zijn en dat zijn profeetschap hoger was dan dat van Mohammed (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem).
  2. De Qadianis geloven dat Allaah vast, bidt, slaapt, wakker wordt, schrijft, fouten maakt en gemeenschap heeft – verheven is Allaah ver boven alles wat zij zeggen.
  3. De Qadiani gelooft dat zijn god Engels is omdat hij in het Engels tot hem spreekt.
  4. De Qadianis geloven dat het profeetschap niet eindigde met Mohammed (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem), maar dat het doorgaat, en dat Allaah een boodschapper stuurt als er behoefte aan is, en dat Ghulam Ahmad de beste van alle profeten is. Dit is uiteraard tegenstrijdig met ayah 40 uit surah Al-Ahzaab: “Mohammed is niet de vader van één van jullie, maar hij is de Boodschapper van Allah, en de laatste van de Profeten. En Allah is Alwetend over alle zaken.”
  5. Zij geloven dat Jibreel tot Ghulam Ahmad is neergedaald en hem openbaringen heeft gebracht, en dat zijn ingevingen gelijk zijn aan de Koran.
  6. Zij zeggen dat er geen andere Koran is dan wat de “Beloofde Messias” (Ghulam Ahmad) bracht, en geen andere hadith dan wat in overeenstemming is met zijn leer, en geen andere Profeet dan onder leiding van Ghulam Ahmad.
  7. Zij geloven dat hun boek is geopenbaard. De naam ervan is al-Kitaab al-Mubeen en het verschilt van de Heilige Koran.
  8. Zij geloven dat zij volgelingen zijn van een nieuwe en onafhankelijke religie en een onafhankelijke Sharee’ah, en dat de vrienden van Ghulam als de Sahaabah zijn.
  9. Zij geloven dat Qadian gelijk is aan Medina en Mekka, zo niet beter dan deze, en dat haar land heilig is. Het is hun Qiblah en de plaats waar zij de hadj naartoe brengen.
  10. Zij riepen op tot de afschaffing van jihaad en blinde gehoorzaamheid aan de Britse regering omdat, zoals zij beweerden, de Britten “de gezagsdragers” waren, zoals in de Koran staat.
  11. In hun visie is elke moslim een kafir tenzij hij een Qadiani wordt, en iedereen die met een niet-Qadiani trouwt is ook een kafir.
  12. Zij staan alcohol, opium, drugs en bedwelmende middelen toe.

Intellectuele en ideologische wortels

De verwesterende beweging van Sir Sayyid Ahmad Khan maakte de weg vrij voor de opkomst van de Qadianiyyah, omdat deze al afwijkende ideeën had verspreid.

De Britten maakten van deze gelegenheid gebruik en begonnen de Qadiani beweging en kozen een man uit een familie die een geschiedenis had als agenten van de kolonialisten.

In 1953 kwam er een volksopstand in Pakistan die eiste dat Zafar-Allaah Khan uit de functie van minister van Buitenlandse Zaken zou worden gezet en dat de Qadiani-sekte als een niet-islamitische minderheid zou worden beschouwd. Bij deze opstand werden ongeveer tienduizend moslims gemarteld, en zij slaagden erin de Qadiani-minister uit zijn functie te verwijderen.

In Rabee’ al-Awwal 1394 AH (april 1974) werd in Makkah een grote conferentie gehouden door de Muslim World League, die werd bijgewoond door vertegenwoordigers van moslimorganisaties uit de hele wereld. Deze conferentie kondigde aan dat deze sekte Kaafir is en buiten de grenzen van de Islam valt, en vertelde de Moslims om de gevaren ervan te weerstaan en niet samen te werken met de Qadianis of hun doden te begraven op Moslim begraafplaatsen.

De Majlis al-Ummah in Pakistan (het centrale parlement) debatteerde met de Qadiani-leider Mirza Naasir Ahmad, en hij werd weerlegd door Shaykh Mufti Mahmood (moge Allaah hem genadig zijn). Het debat ging bijna dertig uur door, maar Naasir Ahmad was niet in staat antwoorden te geven en de Kufr van deze groep werd blootgelegd, zodat de Majlis een verklaring uitvaardigde dat de Qadiani’s als een niet-moslim minderheid moeten worden beschouwd.

Onder de factoren die Mirza Ghulam Ahmad tot een duidelijke Kafir maken zijn de volgende:

  1. Zijn bewering een Profeet te zijn.
  2. Zijn afschaffing van de plicht tot jihaad, om de belangen van de kolonialisten te dienen.
  3. Zijn uitspraak dat mensen niet langer op hadj naar Mekka moeten gaan, en zijn vervanging van Qadian als pelgrimsoord.
  4. Zijn antropomorfisme of het vergelijken van Allaah met mensen.
  5. Zijn geloof in de transmigratie van zielen en incarnatie.
  6. Zijn toekenning van een zoon aan Allaah en zijn claim om de zoon van God te zijn.
  7. Zijn ontkenning dat het profeetschap eindigde met Mohammed (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem) en zijn opvatting dat de deur van het profeetschap openstaat voor “elke Tom, Dick of Harry”.

De Qadianis hebben sterke banden met de Israël (zionisten). De zionisten hebben centra en scholen voor hen geopend, en hen geholpen met het uitgeven van een tijdschrift dat hun spreekbuis is, het drukken van boeken en publicaties voor wereldwijde verspreiding.

Dat zij beïnvloed zijn door het jodendom, het christendom en al-Baatiniyyah blijkt duidelijk uit hun overtuigingen en praktijken, ook al beweren zij moslims te zijn.

Hun verspreiding en invloed 

  1. De meeste Qadianis wonen tegenwoordig in India en Pakistan, met enkelen in Palestijns bezet gebied en de Arabische wereld. Met de hulp van de kolonialisten proberen zij in alle plaatsen waar zij wonen gevoelige posities te verwerven.
  2. De Qadianis zijn zeer actief in Afrika en in sommige westerse landen. In Afrika hebben zij meer dan 5.000 leraren en dai’yahs die full-time werken om mensen tot Qadianiyyah op te roepen. Hun wijdverspreide activiteit bewijst dat zij de steun hebben van de kolonialisten.
  3. Ook de Britse regering steunt deze beweging en maakt het hun volgelingen gemakkelijk om posities te krijgen in wereldregeringen, bedrijfsadministraties en consulaten. Sommigen van hen zijn ook hoge officieren bij de geheime diensten.
  4. Om mensen tot hun geloof op te roepen gebruiken de Qadianis allerlei methoden, vooral onderwijsmiddelen, want zij zijn hoog opgeleid en er zijn veel wetenschappers, ingenieurs en artsen in hun gelederen. In Groot-Brittannië is er een satelliettelevisie kanaal, Islamic TV genaamd, dat door de Qadianis wordt beheerd.

Uit het bovenstaande is het duidelijk dat:

Qadianiyyah een misleide groep is, die helemaal geen deel uitmaakt van de Islam. Hun overtuigingen zijn volledig in tegenspraak met de Islam, dus moslims moeten oppassen voor hun activiteiten, aangezien de ‘Ulama’ (geleerden) van de Islam hebben verklaard dat zij Kaafirs zijn.

Voor meer informatie zie: Al-Qadianiyyah door Ihsaan Ilaahi Zaheer.

(Noot van de vertaler: dit boek is in het Engels verkrijgbaar onder de titel “Qadiyaniat: an analytical survey” door Ehsan Elahi Zaheer)

Referentie: Al-Mawsoo’ah al-Muyassarah fi’l-Adyaan al-Madhaahib wa’l-Ahzaab al-Mu’aasirah door Dr. Maani’ Hammad al-Juhani, 1/419-423.

De volgende verklaring werd gepubliceerd door de Islamitische Fiqh Raad (Majma’ al-Fiqh al-Islami):

Na het bespreken van de vraag die aan de Islamitische Fiqh Raad in Kaapstad, Zuid-Afrika, is gesteld over de uitspraak over de Qadianis en hun off-shoot die bekend staat als Lahoriyyah, en of zij tot de moslims gerekend moeten worden of niet, en of een niet-moslim gekwalificeerd is om een kwestie van deze aard te onderzoeken:

In het licht van aan de leden van de raad voorgelegde onderzoeken en documenten betreffende Mirza Ghulam Ahmad al-Qadiani, die in de vorige eeuw in India is ontstaan en aan wie de Qadiani- en Lahori-bewegingen worden toegeschreven, en na bestudering van de over deze twee groepen voorgelegde informatie, en na te hebben bevestigd dat Mirza Ghulam Ahmad beweerde een profeet te zijn die openbaring ontving, een bewering die is gedocumenteerd in zijn eigen geschriften en toespraken, waarvan hij beweerde sommige als openbaring te hebben ontvangen, een bewering die hij zijn hele leven heeft gepropageerd en mensen heeft gevraagd erin te geloven, zoals ook bekend is dat hij vele andere zaken heeft ontkend waarvan bewezen is dat zij essentiële elementen van de religie van de Islam zijn.

in het licht van het bovenstaande heeft de Raad de volgende verklaring afgelegd:

Ten eerste: de beweringen van Mirza Ghulam Ahmad om een profeet of een boodschapper te zijn en openbaring te ontvangen zijn duidelijk een verwerping van bewezen en essentiële elementen van de islam, die ondubbelzinnig stelt dat het profeetschap eindigde met Mohammed (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem) en dat er geen openbaring tot iemand na hem zal komen. 

Deze bewering van Mirza Ghulam Ahmad maakt hem en iedereen die het met hem eens is tot een afvallige die buiten de islam staat. Wat betreft de Lahoriyyah, zij zijn als de Qadianiyyah: dezelfde uitspraak van afvalligheid geldt voor hen, ondanks het feit dat zij Mirza Ghulam Ahmad beschreven als een schaduw en manifestatie van onze Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem).

Ten tweede: het is niet gepast voor een niet-Moslim rechtbank of rechter om een uitspraak te doen over wie een Moslim is en wie een afvallige, vooral wanneer dit ingaat tegen de consensus van de geleerden en organisaties van de Moslim Oemmah. Dergelijke uitspraken zijn niet aanvaardbaar, tenzij zij worden gedaan door een Moslimgeleerde die alle vereisten kent om als Moslim te worden beschouwd, die weet wanneer iemand geacht kan worden over de schreef te zijn gegaan en een afvallige is geworden, die de realiteit van de Islam en Kufr begrijpt, en die een uitgebreide kennis heeft van wat er in de Koran, de Soennah en de wetenschappelijke consensus staat. De uitspraak van zo’n rechtbank is ongeldig. En Allaah weet het het beste.

Majma’ al-Fiqh al-Islami, p. 13

Was this article helpful?

Gerelateerde Artikelen